Optimisten geloven dat de kringloopeconomie leidt tot minder afval, en dat er dus minder afval verbrand hoeft te worden. Elbert Dijkgraaf hoopt dat de Tweede Kamer, die deze donderdag erover debatteert met de nieuwe minister van Klimaat en Energie, daar niet in meegaat.
Ik begon 28 jaar geleden met het onderzoeken van de afvalmarkt. Toen was het probleem dat er te veel afval gestort werd en er te weinig geïnvesteerd werd in het benutten van de energie die in reststromen zit. Miljarden zijn toen geïnvesteerd in het uitbreiden van de afvalverbrandingscapaciteit. Met succes is die toen meer dan verdubbeld. Er wordt nu jaarlijks veel elektriciteit en warmte geproduceerd die benut wordt door huishoudens en bedrijven. Daarvoor was het wel nodig dat er een stortverbod en een stortbelasting kwam om de economische prikkels goed te zetten.
Daarna is de discussie steeds meer gegaan over preventie en recycling. En dat is goed, want om onze economie circulair te maken moet op dit vlak nog veel gebeuren. Zoveel dat we dat met Nederlandse secundaire grondstoffen niet redden. Import van buitenlandse grondstoffen zal nodig zijn. Het punt is alleen dat deze grondstoffen bewerkt moeten worden voordat ze toegepast kunnen worden in productieprocessen.
Bij die bewerking komen reststromen vrij waar je niet iets anders mee kunt dan verbranden om de hitte aan te wenden voor de industrie of het verwarmen van huizen of het opwerken van elektriciteit. Dan is het wel zaak om te zorgen voor een gelijk speelveld. Extra Nederlandse heffingen op Europees beleid zoals de importheffing maken de import van secundaire grondstoffen duurder en dus moeilijker.
Geen extra CO2 heffing
Ook het voornemen om de heffing op de C02 uitstoot van afvalenergiecentrales eerder te laten in gaan is een extra nationale heffing die averechts werkt. Deze leidt bovendien tot hogere kosten voor bedrijven en gemeenten en uiteindelijk dus burgers om van hun restafval af te komen.
Optimisten gebruiken de stijgende trend van preventie en recycling om nu al te pleiten voor afbouw van de afvalverbrandingscapaciteit. Die zou immers overbodig worden. En misschien krijgen ze ooit gelijk. Het punt is alleen dat we dat nog niet weten. Er is een gerede kans dat de daling in het aanbod van afval en recycling gecompenseerd wordt door meer restromen uit de groei van recycling die nodig is.
Realisme leidt dan tot het advies om de bestaande capaciteit niet af te bouwen totdat je zeker weet dat je die niet meer nodig hebt. Anders loop je het risico dat het afval alsnog naar de stortplaats moet of dat je nieuwe dure afvalverbrandingsinstallaties moet gaan bouwen.
Nederlandse blik
Hier wreekt zich ook de Nederlandse blik. Voor het tegengaan van klimaatverandering is van belang dat afval niet gestort maar verbrand wordt (na optimalisatie van preventie en recycling). Ook de komende jaren wordt er op Europese schaal een groot tekort aan verbrandingscapaciteit verwacht, zelfs meer dan vijf keer de totale Nederlandse capaciteit. Nederlandse capaciteit afbouwen betekent dan in het buitenland meer storten en dus meer broeikasgassen en een nog warmere aarde.
Daar komt bij dat afvalverbrandingsinstallaties voor belangrijke investeringsbeslissingen staan om de milieu impact te verkleinen, bijvoorbeeld door betere benutting van de warmte en ondergrondse opslag van CO2. Als sluiting dreigt zal niet geïnvesteerd worden waardoor CO2 doelen minder snel gehaald zullen worden.
Kortom er zijn veel redenen om de afvalverbrandingscapaciteit niet af te bouwen en dus ook niet zwaarder te belasten met aangescherpte CO2-heffingen of verhoogde verbrandingsbelastingen, juist als je de circulaire economie dichterbij wil brengen.
Prof. Dr. Elbert Dijkgraaf
Hoogleraar empirische economie van de publieke sector Erasmus Universiteit