Is er een rol weggelegd voor afvalenergiecentrales (AEC’s) in een circulaire economie? Zo ja, hoe groot is die rol? Het kabinet streeft ernaar om de hoeveelheid afval die in 2030 naar AEC’s gaat te halveren. Hoogleraar Empirische Economie prof. dr. Elbert Dijkgraaf stelt dat AEC’s ook noodzakelijk zijn in een circulaire economie en dat het aannemelijk is dat in 2030 dezelfde verbrandingscapaciteit nodig is als vandaag de dag. Kamerlid Chris Stoffer (SGP) stelde naar aanleiding van het artikel hierover in Economisch Statistische Berichten (ESB) vragen aan staatssecretaris Heijnen (IenW). De bewindsvrouw onderschrijft Dijkgraafs bevindingen niet. Professor Dijkgraaf reageert.
1. Wat is uw eerste reactie als u de vragen van de staatssecretaris leest?
,,Dat het artikel óf niet duidelijk is geschreven óf niet goed is gelezen. In de beantwoording wordt meermalen aangegeven dat bepaalde ontwikkelingen niet zijn meegenomen in mijn onderzoek, terwijl dit wel het geval is en ook expliciet in het onderzoek benoemd is. De antwoorden negeren ook mijn centrale punt: ga pas aan de slag met afbouwen van verbrandingscapaciteit als je zeker weet dat je de eventuele overcapaciteit niet meer nodig hebt. Anders gooi je dure capaciteit weg, terwijl je met de circulaire economie in de problemen komt.”
2. U stelt dat het onverstandig is de AEC-capaciteit af te bouwen omdat deze capaciteit nodig is om de circulaire economiedoelen van het kabinet te halen. Uit uw berekeningen blijkt zelfs dat de voor Nederlands afval benodigde verbrandingscapaciteit in 2030 met 0,7 megaton zal moeten stijgen naar 8,4 megaton vanwege de behoefte aan het verwerken van grotere hoeveelheden recycling voor secundaire grondstoffen. Heijnen deelt uw analyse niet en wijst op het doel van het kabinet om tegen 2030 50 procent minder abiotische grondstoffen te gebruiken. Zij stelt dat u in uw analyse uitgaat van import van secundaire grondstoffen en geen rekening houdt met andere strategieën zoals levensduurverlenging en efficiënter produceren. Maar in uw analyse houdt u wel rekening met andere circulariteitsstrategieën: ‘Efficiënter grondstoffengebruik in de productieketen kan de vraag naar abiotische grondstoffen in 2030 met 7,5% verminderen, volgens berekeningen van het PBL.’ Vergist de staatssecretaris zich?
,,Ik heb me bij de berekening gebaseerd op alle afvaldoelen die de overheid zelf stelt. Als je die doelen haalt heb je volgens mijn berekening minstens de huidige capaciteit nodig. Overigens is nog maar de vraag of je die doelen gaat halen. Dat onderstreept mijn centrale punt: bouw de capaciteit niet af voordat je zeker weet dat je die niet nodig hebt.”
3. Heijnen is het met u eens dat reststromen blijven bestaan. Zij stelt echter ook dat bij een goed gescheiden afvalinzameling deze reststromen aanzienlijk verminderd kunnen worden. Ze wijst erop dat recycling niet het eindpunt is van het circulaire economiebeleid, aangezien er wordt ingezet op minder gebruik van primaire grondstoffen, beter ontwerp, langere levensduur en hergebruik. Wat is daarop uw reactie?
,,De staatssecretaris onderschrijft de Roadmap Chemische Recycling. Hierin wordt gesteld dat de import van 1 miljoen ton plastic noodzakelijk zal zijn om voldoende plastic feedstock te verkrijgen. De gescheiden inzameling van Plastic/Metaal/Drankpakken in Nederland leidt tot gemiddeld 28,9 procent stoorstoffen/vervuiling (Analyse van het kosten- en samenstellingsonderzoek PMD; respons en aandeel - Nieuws - Platform Ketenoptimalisatie). Als we 1 miljoen ton plastic afval importeren uit gescheiden inzameling die net zo goed is als in Nederland dan ontstaat er bij perfecte sortering en recycling minimaal 289.000 ton extra residu voor verbranding. Dit is een mooi voorbeeld dat investeren in circulariteit vaak leidt tot extra benodigde verbrandingscapaciteit. Als je dan bedenkt hoeveel extra secundaire grondstoffen we nog nodig hebben om echt circulair te worden, dan moet er nog heel veel gerecycled en dus ook verbrand worden.”
4. U stelt dat de huidige capaciteit van afvalenergiecentrales in de toekomst nodig zal zijn voor voldoende verwerking van de reststromen van secundaire grondstoffen. De staatssecretaris is van mening dat de huidige AEC-capaciteit in de toekomst niet meer nodig zal zijn. Ze betwist uw scenario van volledige import van secundaire grondstoffen en merkt op dat uw analyse geen rekening houdt met andere circulaire strategieën en geen onderscheid maakt naar het type abiotische grondstof. Wat is uw reactie?
,,Er is wel degelijk rekening gehouden met andere strategieën, zoals een verwachte stijging van het recyclingpercentage van 79 naar 85 procent. Dit compenseert enigszins de afname van secundaire grondstoffen. Er wordt geschat dat 34,2 megaton secundaire grondstoffen uit Nederlands afval zal komen, terwijl 86,7 megaton elders moet worden verkregen. Voor binnenlands restafval wordt aangenomen dat het aanzienlijk zal verminderen, wat resulteert in een halvering van verbranding: deels door afvalvermindering en deels door een hoger recyclingpercentage. Zelfs bij uitsplitsing naar brandstoffen, mineralen en op te werken grondstoffen blijft de conclusie ongewijzigd: geen overschot aan afvalverbrandingscapaciteit in 2030. Ik was er niet voor niets vanuit gegaan dat het te verbranden percentage maar 10 procent was. Als je de uitsplitsing maakt die de staatssecretaris noemt, dan zal dat percentage stijgen omdat de specifieke stroom die je nodig hebt een hoger percentage vergt. Kijk maar naar de hierboven genoemde cijfers van plastic.”
5. U stelt dat de verwerking van reststromen uit het recyclingproces in Nederland zwaarder belast wordt dan in andere EU-lidstaten. Heijnen antwoordt dat Nederland €35,70 heft per kiloton aan afvalstoffenbelasting op afvalverbranding en stort. Ze stelt dat hoogwaardige verwerkingsmethoden, zoals recycling, niet worden belast en dat andere landen vergelijkbare belastingen heffen op verschillende vormen van afvalverwerking, afhankelijk van hun afvalbeheersysteem en financiële prikkels. Nederland pleit binnen de EU voor verplichte belasting op afvalverbranding en stort, zoals vermeld in het Nationaal Programma Circulaire Economie. Worden reststromen in Nederland nu wel of niet zwaarder belast?
,,Het antwoord van de staatssecretaris had veel korter kunnen zijn: De verbrandingsbelasting in Nederland is nu al gemiddeld drie keer zo hoog als het gemiddelde van Europa.”
6. Heijnen bevestigt dat in sommige Europese landen afval nog altijd op de stort belandt, maar wijst erop dat ook in die landen recycling op termijn in beeld komt als verwerkingsoptie in plaats van stort of verbranding: ,,Het kabinet geeft de voorkeur aan een inzet op meer en hoogwaardigere recycling boven het bijbouwen van verbrandingscapaciteit. Afvalverbranding levert immers lokale emissies en bodemassen op”, aldus de staatssecretaris. Heeft Heijnen niet gelijk als ze wijst op de omschakeling naar recycling?
,,De Europese Commissie waarschuwt dat tegen 2035 nog steeds aanzienlijke hoeveelheden huishoudelijk restafval gestort zullen worden. In 2020 werd ongeveer 53,5 miljoen ton huishoudelijk afval gestort. Het gemiddelde stortingspercentage voor huishoudelijk afval in de EU lag daarmee nog steeds op 23 procent. Binnen de EU zijn de verschillen groot: acht lidstaten stortten in 2020 nog steeds meer dan de helft van hun huishoudelijk afval, waarvan er drie percentages boven de 70 procent rapporteerden, zo blijkt uit EUR-Lex (europa.eu). De Europese Commissie waarschuwt dat deze landen dreigen om de Europese stortdoelstelling van maximaal 10 procent van het huishoudelijk afval storten in 2035 niet te gaan halen. Opnieuw zeg ik dan, je kunt dit allemaal wel hopen, maar het is realistischer af te wachten wat er gebeurt en de eventuele overcapaciteit pas af te bouwen als zeker is dat je die niet nodig hebt.”
7. Heijnen benadrukt dat harde uitspraken over benodigde afvalverbrandingscapaciteit niet kunnen worden gedaan op basis van de aannames in uw analyse en dat het kabinet blijft streven naar een vermindering van de verbrandingscapaciteit. Is dat verstandig?
,,Ook de sector zelf vindt dat er geen harde uitspraken gedaan kunnen worden over de benodigde afvalverbrandingscapaciteit. Gezien de uitspraken van de Europese Commissie over de verwachtingen voor 2035 lijkt het erop dat in dat jaar onze verbrandingscapaciteit nog hard nodig zal zijn om het storten van afval in Europa te verminderen. Afval, grondstoffen en energie zijn een Europese markt. Nederland maakt op zijn beurt gebruik van afvalverwerkingscapaciteit in het buitenland voor stromen waar Nederland onvoldoende mogelijkheden voor heeft. Het belangrijkste is om niet voorbarig capaciteitsafbouw na te streven voordat je weet hoe de markt zich ontwikkelt. En dat kan alleen door deze onafhankelijk te laten monitoren.”
8. De afvalsector en IenW verschillen op diverse onderwerpen van mening. Staatssecretaris Heijnen zegde tijdens het plenair debat over de Circulaire Economie, op 8 december 2022, een ‘feitendialoog’ toe om tot een oplossing te komen. U refereert in uw analyse aan een onderzoek van Royal HaskoningDHV. De staatssecretaris vermeldt dat dit onderzoek en uw analyse zijn gefinancierd door de afvalsector, daarmee lijkt ze te impliceren dat de wetenschappers niet onafhankelijk zijn. Heeft een ‘feitendialoog’ kans van slagen als er aan de betrouwbaarheid van wetenschappers wordt getwijfeld? Zou er een andere uitkomst zijn geweest als I&W het onderzoek had gefinancierd?
,,De staatssecretaris suggereert dit wel, maar zegt het niet. Ik hou het maar gewoon bij mezelf. Ik schrijf nooit iets op wat een financierende organisatie zou willen als het niet met feiten te onderbouwen is.”
9. Vorige week heeft er een grote brand gewoed bij AVR’s afvalenergiecentrale in Rozenburg. De sector zoekt nu samen met AVR naar mogelijkheden om het afval van grote steden zoals Rotterdam en Den Haag een plek te geven. Wat kunnen we leren van deze crisissituatie?
,,Het blijkt maar weer dat er momenteel helemaal geen overcapaciteit is in afvalverbranding zoals vaak gesuggereerd wordt. Naast het feit dat de import en export redelijk in balans zijn, blijkt dat het geen overbodige luxe is om reservecapaciteit te hebben in geval van calamiteiten. Dit is niet de eerste keer dat er capaciteit tijdelijk niet beschikbaar is, terwijl dat maatschappelijk wel gewenst is. Reservecapaciteit die in stand blijft, kan worden opgevuld met geïmporteerd afval dat anders gestort wordt. Zodra een calamiteit zich voor doet kan de import direct worden teruggedrongen als dat contractueel is overeengekomen.”